projectiemethodes

meridianen en parallelcirkels

Voor een vlakke kaart lijkt een tweedimensionaal, orthonormaal coördinatensysteem aangewezen: twee assen staan loodrecht op elkaar en hebben dezelfde ijk. Maar meridianen en parallelcirkels hebben heel verschillende eigenschappen. Alle meridianen zijn even groot. Ze snijden elkaar in de polen. De afstand tussen twee meridianen verschilt voor elke breedtegraad. Op de evenaar is hun afstand het grootst, aan de polen is hun afstand 0. Parallelcirkels liggen evenwijdig. Volg je een meridiaan, dan snijden parallelcirkels die meridiaan op gelijke afstanden van elkaar. De lengte van parallelcirkels hangt af van hun breedteligging. De langste parallelcirkel valt samen met de evenaar. Naar de polen toe verkleinen de lengtes om nul te worden aan de pool zelf.

meridians and parallel circles of latitude

For a flat map a two-dimensional orthonormal coordinate system seems obvious: Two axes with equal units are perpendicular to each other. But meridians and parallel circles of latitude have totally different properties when comparing distance and length. All meridians have an equal length. They intersect at the poles. The distance between two meridians depend on their latitude. On the equator their distance is the greatest, at the poles it’s 0. Parallel circles don’t intersect, they are parallel. Following a meridian parallel circles intersect it equidistant to each other. The lengths of parallel circles depend on their latitude. The longest of them is the equator. Towards the poles the lengths diminish to become 0 at the poles.