Gemiddelde snelheid joggen (VBTL Analyse 2 Oefening 15,blz. 25)
Jolien en Gert gaan een halfuurtje lopen. Hun afgelegde weg (in meter) in functie van de tijd t (in minuten) is gegeven door de functievoorschriften j (Jolien) en g (Gert)
a Bepaal de gemiddelde snelheden in km/uur van Jolien en Gert over de volgende tijdsintervallen: [0,30], [0,10], [10,20] en [20,30]
b In welke tijdsinterval(len) loopt Gert gemiddeld sneller dan Jolien ? Hoe zie je dat op de grafiek ?
c Bepaal de ogenblikkelijke snelheid (in km/u) van Jolien en van Gert op het tijdstip t=10. Neem daartoe een 'zeer klein' tijdsinterval rond t =10 ()