Constante hoeken
De hoeken C en D staan op dezelfde boog AB.
- Versleep de punten C en D (maar houd ze wel beide aan dezelfde kant van AB). Wat valt je op?
- Versleep ook de punten A en B. Verandert je vermoeden nu?
Opgave 5
- Formuleer je vermoeden.
- Kun je een bewijs geven? Hint: gebruik de stelling van de omtrekshoek.
- Vink uit dat D op de cirkel moet liggen. Versleep D en onderzoek wat de grootte van hoek D zegt over de plaats van D.
- Plaats D binnen de cirkel en bewijs dat hoek C en hoek D dan niet gelijk kunnen zijn. Doe hetzelfde voor punt D buiten de cirkel.
- Conclusie?