Oef I.9.13
Gegeven is de rechthoek HOMF met |HO|=4,5 en |OM|=6. Beschouw de rechthoekige driehoek ABC waarvoor H het snijpunt van de drie hoogtelijnen is, M het middelpunt van de omgeschreven cirkel en F het voetpunt van de hoogtelijn uit A op de schuine zijde. Bepaal de lengte |BC|.