Google Classroom
GeoGebraGeoGebra Třída

Enkele tips

Bevestigen van een invoer

Bevestig steeds een ingevoerde uitdrukking met Enter.

De nam ven een nieuw object

Typ naam = in het Invoerveld of de Invoerbalk voor de uitdrukking om een object een naam te geven. VoorbeeldP = (3, 2) creëert het punt P.

Vermenigvuldigingen

Vermenigvuldigingen geef je aan met een asterisk of een spatie tussen de factoren. Voorbeeld: Typ ofwel a * x of a x om een vermenigvuldiging aan te duiden.

Hoofdletters en kleine letters

GeoGebra is hoofdlettergevoelig! Je mag dus hoofdletters en kleine letters niet vermengen. Opmerking:
  • Punten worden steeds benoemd met een hoofdletter. VoorbeeldA = (1, 2)
  • Vectoren worden steeds benoemd met een kleine letter. Voorbeeldv = (1, 3)
  • lijnstukken, rechten, cirkels, functies... worden steeds benoemd met een kleine letter. Voorbeeld: cirkel c: (x – 2)^2 + (y – 1)^2 = 16
  • De variabele x in het voorschrift van een functie en de variabelen x en y in de vergelijking van kegelsneden worden steeds benoemd met een kleine letter. Voorbeeldf(x) = 3*x + 2

Probeer het zelf...

Een object gebruiken binnen een algebraïsche uitdrukking

WIl je een object gebruiken binnen een algebraïsche uitdrukking, dan moet je deze eerst vooraf creëren.  Opmerking: Gebruik je nieuwe parameters binnen een algebraïsche invoer, dan vraagt GeoGebra of je schuifknoppen wil creëren voor deze variabelen. Voorbeelden:
  • De invoer y = a x + b creëert een rechte  met als parameters a en b (v.b. getallen / schuifknoppen). Opmerking: Wanneer de parameters a en b nog niet bestaan, suggereert GeoGebra om ze te creëren als schuifknopen.
  • De invoer Rechte(A, B) creëert een rechte door de bestaande punten A en B.

Foutmeldingen

Lees steeds de foutmeldingen – ze kunnen je helpen om het probleem op te lossen!