Opdracht 1c
- Zet A gelijk het punt (0,0,2).
- Ligt het punt A op de bol? Toon dit algebraïsch aan.
- Zet de richtingsvector gelijk aan (1,0,0).
Vraag 4
Hoeveel snijpunten heeft de rechte met de bol?
Vraag 5
Los net zoals in opdracht 1a en 1b het stelsel van de vergelijking van de bol en de vergelijking van de rechte op.
Vraag 6
Klopt je hypothese uit opdracht 1b ook voor dit voorbeeld?