CuyversTom_Hoofstuk9oefening5_20131205
Op de bissectrice van een scherpe hoek  neemt men de punten P en Q. Uit P laat men de loodlijn neer op het ene been (voetpunt is R), uit Q de loodlijn op het andere been (het voetpunt is T). Bewijs dat d(A,R).d(A,Q) = d(A,T).d(A,P).