Voorbeeld + opgaven 17 en 18

Voorbeeld

Gegeven is functie f(x) = x2−5x. Het differentiequotiënt van f op het interval [0,a] is gelijk aan het differentiequotiënt op het interval [2,6]. Bereken a.

Oplossing

Het differentiequotiënt van f op het interval [2,6] is:  . Het differentiequotiënt van f op het interval [0,a] is: 
Dit moet gelijk zijn aan 3, dus je krijgt de vergelijking − 5 = 3 en dit geeft = 8.

Opgave 17

a.   Elke constante functie heeft de vorm f(x) = c. Toon aan dat de gemiddelde verandering van zo'n functie op elk interval gelijk is aan 0 . b.   Een lineaire functie is van de vorm f(x) = ax+b . Waarom is het differentiequotiënt van zo'n functie op elk interval gelijk aan a?

Opgave 18

Gegeven is de functie f(x) = x+ 4x. a.   Het differentiequotiënt van f op het interval [0,a] is 10. Wat is de waarde van a? b.   Het differentiequotiënt van f op het interval [2,b] is 4b−5. Wat is de waarde van b?